Baarmoeder
De baarmoeder (uterus) is het vrouwelijke orgaan voor de voortplanting van de meeste zoogdieren en de mens.
De belangrijkste functie van de baarmoeder is om een bevrucht embryo te laten innestelen. Het embryo groeit in de baarmoeder uit tot foetus en blijft er tot de geboorte van de baby of het jong.
Anatomie
De menselijke baarmoeder bestaat uit 2 onderdelen:
- het lichaam van de baarmoeder (corpus uteri): het grootste deel van de baarmoeder, hierin vindt innesteling van het embryo plaats. Hieraan zitten de eileiders vast.
- de baarmoederhals (cervix uteri, of ook wel verkort tot cervix) met de in de vagina zichtbare en voelbare baarmoedermond (de portio): dit is de verbinding met de vagina.
De portio is bekleed met plaveiselepitheel, het endocervicale kanaal met slijmproducerend cilinderepitheel.
De vorm van de baarmoeder is sterk afhankelijk van het organisme; bij de mens heeft de baarmoeder enigszins de vorm van een peer. Bij veel zoogdieren die meer dan 1 jong baren zijn er twee uterushoorns (cornua uteri), links en rechts, die ieder een of meer jongen kunnen herbergen. De baarmoeder heeft na de puberteit een omvang van 5-10 cm. Bij een vrouw in de vruchtbare leeftijd die nog nooit een kind heeft gehad is zij ongeveer zo groot als een mandarijn, na de eerste bevalling blijft zij altijd iets groter. Gedurende de zwangerschap nemen de omvang en het gewicht van de baarmoeder sterk toe, bij de mens tot ongeveer een kilogram (zonder de inhoud). Na de overgang ('menopauze') neemt de omvang van de baarmoeder weer iets af.
De baarmoeder zit ver weggestopt in de onderbuik, in het kleine bekken net achter de blaas (2) en voor de endeldarm (13, rectum). De baarmoeder wordt op zijn plaats gehouden door een aantal banden (ligamenten), waarvan het ligamentum latum (brede ligament) en het ligamentum rotundum (ronde ligament) de belangrijkste zijn.
- 1. Eileider
- 2. Blaas
- 3. Schaambeen
- 4. G-spot
- 5. Clitoris
- 6. Urinebuis
- 7. Vagina
- 8. Eierstok
- 9. Dikke darm
- 10.Baarmoeder
- 11.Fornix uteri
- 12.Baarmoederhals
- 13.Endeldarm
- 14.Anus
De baarmoederwand bestaat voor het grootste deel uit glad spierweefsel (het myometrium) dat tijdens een bevalling sterk samentrekt (weeën) om de baby uit te drijven. De bloedvoorziening wordt verzorgd door twee baarmoederarteriën, de aa. uterina, een aan de linkerkant en een aan de rechterkant.
Het endometrium

Binnenkant van de uterus met endometrium. Aan het einde van de baarmoederholte zijn aan beide kanten de opening van de eileider.
De binnenkant van de baarmoederholte is bekleed met endometrium of baarmoederslijmvlies. Het endometrium reageert sterk op de twee vrouwelijke hormonen, oestrogeen en progesteron (Progestan). Onder invloed van oestrogeen wordt het dikker, onder invloed van progesteron ontstaan er meer slijmkliertjes (secretiefase). Valt daarna de progesteronconcentratie terug, dan kan het nu dikke en uitgerijpte endometrium niet meer intact blijven en treedt een menstruatie op. Bij de meeste zoogdieren inclusief de mens wordt het baarmoederslijmvlies regelmatig, als er geen zwangerschap optreedt, deels afgestoten waarbij bloedvaatjes kapot gaan en een bloeding, de menstruatie, wordt veroorzaakt. Bij de mens gebeurt dat één maal per menstruatiecyclus van ongeveer 25-35 dagen, maar bij verschillende diersoorten varieert de lengte van deze cyclus van een paar dagen tot een half jaar. Lang niet ieder zoogdier heeft een menstruatie met bloedverlies bij uitblijven van de bevruchting.
Het baarmoederslijmvlies bestaat uit 2 lagen:
- basale laag (lamina basalis): deze is altijd aanwezig.
- functionele laag (lamina functionalis): wordt afgestoten bij de menstruatie, en groeit weer aan vanuit de basale laag.